De vergeten eerste berechting en executie van Nederlandse landverraders
Alleen pechvogels krijgen de kogel
Wat doen we met de landverraders ? Minister-president Gerbrandy belooft de
Nederlandse bevolking "de verwijdering van alle ongewenste elementen, die
dadelijk afgezonderd moeten worden, opdat tot snelle doch rechtvaardige
berechting der misdadigers kan worden overgegaan". (Radio Oranje, 28.11.'43)
Snel doch rechtvaardig - De praktijk is anders. Rechtszaken komen uiterst
langzaam op gang. De uitgedeelde straffen worden in brede lagen van de
bevolking als slap ervaren. Pas op 16 maart 1946 wordt de eerste landverrader,
NSB-propagandachef Max Blokzijl, geëxecuteerd.
Verborgen in archieven liggen de gegevens van drie landverraders die na de
oorlog werden geëxecuteerd. Zoekgeraakt en vergeten. Juristen en historici
hebben de afgelopen decennia tevergeefs getracht die gegevens op te sporen. Een
onzer redacteuren vond ze. Het verhaal van Warner Salomons, Teun Pâques en Henk
Eggers, die op 3 mei 1945, op een stil plekje in het kamp Vught, de kogel
kregen. Lang voordat NSB-propagandachef Max Blokzijl officieel als eerste
landverrader werd geëxecuteerd.
Door Rob Ruggenberg
"Het liefst had ik die kerels ter plekke meteen doodgeschoten", herinnert
Jan van de Burgt zich. Hij is 76 jaar en woont in Lith, aan de Maas. Hij zat in
het verzet en was lid van de Knokploeg Lith.
"Een visser waarschuwde ons dat enkele vreemde mannen een boot hadden
gestolen en daarmee de Maas waren overgestoken. Twee vonden we verstopt bij de
eendenkooi. Drie anderen kregen we de volgende dag te pakken."
Van de Burgt diept een beduimeld aantekenboekje op waarin hij destijds met
een potloodje de namen van de vreemdelingen en hun adressen heeft genoteerd.
Hollanders uit Amsterdam, Haarlemmermeer, Heemstede.
Naast hun namen staan krabbeltjes. Tekeningetjes die hij maakte van hun
voetsporen. Ze droegen gummi Romika-laarzen, staat er onder.
Van de Burgt weet nog dat die mannen duizenden guldens én een portret van de
koningin in hun portefeuille droegen. "Dat vertrouwden wij niet. Eén van ons is
ze toen nogal hardhandig te lijf gegaan. Toen bleken het spionnen en saboteurs
te zijn, die in opdracht van de Duitsers met explosieven naar het zuiden waren
gekomen. Ze moesten Britse tanks opblazen, maar ze hadden die springstoffen
weggegooid, zeiden ze."
Hij heeft nooit geweten wat er van de vijf is geworden. "Na ons verhoor
hebben we ze naar Cromvoirt afgevoerd, waar de Engelsen een boerderijtje hadden
ingericht als gevangenenkamp. Die springstoffen hebben we overigens nooit
gevonden."
Verdiend, of niet
Hij hoort nu pas voor het eerst dat drie van die vijf mannen later zijn
geëxecuteerd: de eerste Nederlandse landverraders die officieel, na een proces,
ter dood zijn gebracht. Hij reageert laconiek. "Nou, dat hebben ze verdiend."
Sommigen denken daar anders over. Na bestudering van de vonnissen zegt de
Maastrichtse rechter mevrouw mr. A. Smit: "Die drie hebben pech gehad dat ze de
eersten waren. Hun rechters dachten kennelijk: als we nu al gelijk beginnen
slap te zijn is straks het hek van de dam. Als deze mannen een jaar later
zouden zijn berecht, zouden ze niet meer dan hooguit een jaar of wat
interneringskamp hebben gekregen".
Haar collega mr. S. Braunius, rechter in Utrecht, meent ook: "Hun doodstraf
stond volstrekt niet in verhouding tot wat ze hadden gedaan. Bovendien hebben
deze doodvonnissen op geen enkele wijze de beoogde afschrikking, voorbeeld
werking of preventie, tot gevolg gehad".
De executies worden aanvankelijk zelfs helemaal stil gehouden. Pas op 24
juni 1945 doet sectie XI van het Militair Gezag een persbericht uitgaan:
'De krijgsraad te velde van het militair gezag heeft de Nederlanders W.
Salomons, T. Pâques en H.M. Eggers wegens hulpverlening aan de vijand ter dood
veroordeeld. Ze waren in dienst getreden bij de Waffen SS en hadden zich
bovendien aan spionage schuldig gemaakt. Deze doodvonnissen zijn thans door den
kogel voltrokken.'
Het korte bericht bevat twee belangrijke fouten, die er vermoedelijk met
opzet in waren aangebracht. De drie zijn geen Waffen-SS'ers, maar die
toevoeging doet de straf wellicht meer 'verdiend' lijken.
En evenmin waren de doodvonnissen 'thans' door de kogel voltrokken. Dat was
zeven weken eerder al gebeurd, in stilte, op 3 mei 1945 in Vught. Daar hadden
de drie gevangen gezeten, nadat de krijgsraad te velde in Eindhoven ze al op 27
december van het jaar daarvoor ter dood had veroordeeld.
In de krant
Familieleden van de drie, die nog van niets weten, lezen het bericht de
volgende dag in de krant. De echtgenote van de 31-jarige Teun Pâques, moeder
van drie kleine kinderen, komt er na langdurig telefoneren achter dat ze voor
informatie in Vught moet zijn.
De kampleiding daar wil de executie van haar echtgenoot niet bevestigen en
adviseert haar contact op te nemen met hoofdaalmoezenier P. Heijmeijer. Deze
heeft op 3 mei met eigen ogen de drie veroordeelden voor het vuurpeloton zien
staan, vertelt hij de kersverse weduwe, maar hij was er niet bij toen de
schoten vielen.
Later bezorgt hij de vrouw een afscheidsbrief van tien kantjes die haar man
enkele uren voor de executie heeft geschreven. De brief eindigt nogal
dramatisch. "Ik moet nu stoppen, ze komen me halen."
Een zooitje
Nabestaanden herinneren zich van Teun dat hij het in Nederland 'een zooitje'
vond. Hij ging samen met een zwager naar Duitsland, waar ze goed geld konden
verdienen. Daar werd hij lid van de nazipartij.
Terwijl zijn vrouw dacht dat
Teun gewoon in een fabriek werkte, volgde hij bij de Brandenburg-divisie (een
spionage-eenheid van de Wehrmacht) een saboteurscursus. Hier ontmoette hij ook
oude vrienden, onder wie Henk Eggers, ooit gewaardeerd onderofficier in het
Nederlands leger, maar nu al evenzeer nazi.
Maar waarom Pâques en Eggers in vredesnaam in oktober 1944 - toen voor
iedereen al duidelijk was dat Duitsland de oorlog ging verliezen - toch nog de
frontlinie overstaken om in het bevrijde zuiden Britse tanks te gaan opblazen,
werd ook tijdens hun proces voor de krijgsraad niet duidelijk.
Spion
Minder raadselachtig is het verraad van de 33-jarige spion Warner Salomons,
de derde die ter dood wordt veroordeeld. Uit het verhoor dat de Britse geheime
dienst hem afnam en dat nog altijd ('Top Secret') in zijn krijgsraad-dossier
zit, blijkt dat hij uit een arm Amsterdams gezin afkomstig is. In 1933 wordt
hij lid van de NSB, maar dat lidmaatschap geeft hij tijdelijk op om een baan
bij de gemeente te kunnen krijgen, waar hij ambtenaar op het bevolkingsregister
wordt.
In 1942 wordt Salomons ingezet op de Telefonische Informatie Afdeling, waar
hij voor de Sicherheits Polizei en de Sicherheits Dienst Nederlandse
telefoongesprekken afluistert. Fouter kan bijna niet.
Hij verdient meer geld dan ooit. Dat stijgt hem naar het hoofd. Hij
verhuist, steekt zich in het nieuw - en in de schuld. Als zijn schulden in
september 1944 zijn opgelopen tot f. 800 klaagt hij zijn nood bij een
Nederlandse SD-agent. Die troont hem mee naar Utrecht. Daar, op de Maliebaan
92, is een spionageafdeling gevestigd. Hauptmann Stock, die er de baas is,
belooft hem zijn schuld af te lossen, mits...
Stock behoort tot de Abwehrstelle Niederlande, dezelfde spionagedienst die
in deze maanden ook de succesvolle spion Christiaan Lindemans, alias King Kong,
naar het zuiden stuurt. Binnen enkele dagen is ook Salomons op pad, samen met
twee kornuiten.
Simpel
Het spioneren gaat nogal simpel. Het dossier bevat Salomons' handgeschreven
bekentenis:
"Op 20 september ben ik in Tilburg en omgeving geweest om
stemmingsberichten te verzamelen. Terwijl R. in café Riche ging biljarten,
trokken Matthieu en ik naar het kleine café Kefino waar zwarte handelaren en
leden van de Tilburgsche onderwereld plegen te verblijven. Wij hebben daar
gesprekken aangeknoopt met verschillende menschen en de indrukken die wij uit
die gesprekken kregen, voorzover die van belang waren voor de Duitschers, aan
Hauptmann Stock meegedeeld."
Stock is kennelijk tevreden. Hij betaalt Salomons de beloofde f. 800 en
stuurt Salomons op 6 oktober opnieuw naar het zuiden. Hij fietst door Den
Bosch, doorkruist de omgeving, bezoekt Waalwijk en is een week later terug in
Utrecht, waar hij opnieuw rapport uitbrengt.
Dan is het tijd voor een grote opdracht. Op 15 oktober worden Salomons en
zijn maat Matthieu met een auto naar Zaltbommel gebracht, waar zij de
Abwehr-officier Bodens ontmoeten. Hij laat hun kaarten zien van het front en
van de vermoedelijke ligging van geallieerde eenheden langs de lijn Oss-Geffen.
Salomons in zijn bekentenis: "Deze opdracht stond mij niet aan. Zodra ik
begreep dat de opdracht die ik thans kreeg militaire spionage was en bleek dat
ik mij er moeilijk aan kon onttrekken, heb ik om een Duitsche uniform gevraagd,
teneinde te voorkomen dat ik bij aanhouding behandeld zou worden als een gewone
spion".
Geweigerd
Dat uniform wordt hem uiteraard geweigerd. "Men ried mij aan om, indien ik
werd aangehouden, te zeggen dat ik voor de Duitsche Weermacht had moeten werken
en nu trachtte te ontkomen naar de Engelsche linies. Door deze mededeling was
ik ten dele gerustgesteld. Trouwens, dit deed er niet toe, want ik had
opdracht."
Hauptmann Stock dropt hem en zijn maat Matthieu bij de laatste Duitse post.
"Op dat moment, ik was toen met mijn medewerker alleen, hebben wij overlegd wat
wij doen zouden en besloten wij opdracht niet uit te voeren, maar één dag in
het veld nabij Gewande te blijven en vervolgens terug te keeren met eenige vage
verzonnen gegevens."
"Wij kwamen aan bij een eendenkooi die ons - daar ze een van de weinige met
boomen beplantte plaatsen in de polder was - een geschikte schuilplaats leek,
om de verdere dag door te brengen. Na eenige tijd in de eendenkooi te hebben
vertoefd werden wij daar ontdekt."
Voor de krijgsraad probeert Salomons zijn nek te redden: "Ik heb de
opdracht, die ik had gekregen niet willen uitvoeren, omdat spionage mij tegen
de borst stuitte. Ik beschouwde het verzamelen van gegevens omtrent de stemming
van gedeelten der Nederlandsche bevolking over de Duitschers niét als een vorm
van spionage, of iets dat daar op lijkt."
Gratie
Op de 27ste december 1944, de dag na kerstmis, veroordeelt de krijgsraad hem
wegens 'opzettelijke hulpverlening aan de vijand' ter dood (zijn maat Matthieu
komt er af met levenslang). Ook Teun Pâques krijgt de doodstraf. En Henk
Eggers. De drie terdoodveroordeelden vragen onmiddellijk gratie.
Omdat in bevrijd gebied nog steeds geen gewone rechtbank functioneert,
worden de gratieverzoeken, in februari, voorgelegd aan de Nederlandse rechtbank
in Londen. Die spreekt er haar verbazing over uit dat in de stukken het verweer
van de verdachten ontbreekt. Ook na herhaald verzoek worden die stukken niet
opgezonden. Zijn ze zoekgeraakt ?
Begin maart vindt de rechtbank het welletjes. In dit soort zaken moet spoed
worden betracht, vinden de rechters in Londen. Weliswaar hebben de
veroordeelden het hun tenlaste gelegde niet voltooid (ze zijn immers gepakt
voordat ze tanks konden opblazen, of voordat militaire spionage hadden kunnen
plegen), en weliswaar ontbreekt hun verdediging in de stukken - toch adviseren
zij de koningin geen gratie te verlenen.
Er is immers, zo redeneren de rechters, toch wel sprake geweest van
'enigerlei vorm van hulp aan de vijand'. Dat tienduizenden foute Nederlanders
aan die criteria voldoen, komt daar in Londen nog niet bij hen op.
Het volgende stuk in het dossier begint aldus: "Wij Wilhelmina, bij de
gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau...".
"Overwegende dat niet is gebleken van omstandigheden, welke het verleenen
van eenige gratie ten deze noodig of wenschelijk zouden maken; Hebben
goedgevonden en verstaan het verzoek om gratie als vorenbedoeld af te wijzen.
Gedateerd: Londen 31 maart 1945. Was getekend: WILHELMINA."
Vijf weken later schiet een vuurpeloton in Vught de drie mannen dood.
© 1995 Rob Ruggenberg.
Last modified: 10-03-95