Passagiers Achille Lauro oneens over optreden Italiaanse bemanning
'En toen wist ik: we redden het niet'
Door Rob Ruggenberg
SCHIPHOL - "En toen wist ik: we redden het niet. Dat was toen ik
mijn zieke vrouw zover moest zien te krijgen dat ze zich in een reddingsboei
naar beneden liet zakken, in zo'n rubber dinghy, die daar ver onder ons op de
golven danste. Ze wilde niet. Het achterdek, waar wij toen stonden, was
door de brand al zo heet geblakerd dat je je vingers er aan brandde."
Met de schrik nog in de ogen doet de Bosschenaar G.W. Meijer (71) het relaas van de dramatische ondergang van de Achille Lauro - en van zijn onverwachte redding.
"De bemanning van het schip is fantastisch opgetreden. Dat er maar drie of
vier mensen van de negenhonderd opvarenden deze ramp niet overleefd hebben,
betekent toch dat je alleen maar van een succes kunt spreken ?"
Meijer weet dat andere Nederlanders - die in Mombasa nog in een hotel
zitten - kritiek hebben geuit op de Italiaanse scheepsbemannning, die zichzelf
in veiligheid zou hebben gebracht zonder aan de passagiers te denken.
"Die kritiek is niet juist. Wat elders is gebeurd weet ik
natuurlijk niet, maar bij ons op het achterdek, heeft de crew zich prima
gedragen."
Geen paniek
Hostess Janet van den Hoek (26), ook net teruggekeerd: "Je mag
de hele bemanning niet over een kam scheren. Er is geen paniek geweest. Zelf
heb ik maar een moment van angst gekend en dat was toen ik op het voorschip
tweehonderd mensen in een rij had gezet, ieder met de handen op de schouders
van de voorganger, om ze via een gang en trap naar de reddingsboten te leiden.
Toen we net op weg waren, konden we in die gang ineens niet verder door de
rook. Ik ben snel naar beneden gerend en heb een andere weg gevonden, die we
nog wel konden gaan."
De hostess vertelt dat aanvankelijk iedereen aan boord dacht dat de 's
avonds uitgebroken brand al lang en breed weer onder controle was. "En toen
kwam 's nachts ineens die explosie in de machinekamer."
Meijer: "Ik lag te slapen. Om tien over een werd ik wakker van een klap. Ik
dacht eerst dat er iets in mijn hut was omgevallen, maar toen ik niks kon
vinden, ben ik weer gewoon in bed gekropen. Toen hoorde ik ineens op in de gang
op deuren slaan. De steward ramde die deuren bijna in. We werden naar het
achterdek gedirigeerd. Ik geloofde nog steeds niet aan iets ergs. We hebben
daar vrolijk zitten zingen. We dachten: we kunnen zo weer terug naar bed."
Sloepen
De hostess: "Bij het ochtendgloren werden de sloepen gestreken. Ik liep
steeds rondjes over het schip om iedere Nederlander te vertellen dat alles in
orde en onder controle was. Maar iedereen zag dat het schip steeds schever in
het water ging liggen. Om half tien zijn we de reddingsboten in gegaan. Maar
twee boten bleven halverwege het schip hangen en gingen niet te water."
In een van die twee zaten onder anderen Meijer en zijn vrouw, die door een
galsteenaanval steeds zieker werd. Meijer: "Toen staken ze een hele lange
aluminiumladder uit en zo moesten wij uit die boot terugklimmen naar het dek.
Dat viel niet mee. De meeste passagiers waren van mijn leeftijd."
Terug op het kokendhete dek dachten ze dat hun laatste uur was geslagen. De meeste passagiers waren al van boord. Toen zagen ze hoe bemanningsleden rubber dinghy's in
water gooiden. De overblijvenden kregen een reddingsboei om. Daar werd een touw aan gebonden en zo werden ze neergelaten in het rubber bootje, dat steeds tegen de scheepshuid aan kwakte.
Meijer en de hostess waren de laatste passagiers die van boord gingen. "Na
ons kwamen alleen nog de kapitein en de officieren."
© 1995 Rob Ruggenberg.
Last modified: 10-03-95