Polderbazen bekritiseren 'warrige' berekeningen van Rijkswaterstaat
'Niks zo goed als een ouwe kleidijk'
Tijdens het hoogwater vonden de vergaderingen van de provinciale crisisteams
steevast plaats achter gesloten deuren. Deze krant heeft de hand gelegd op de
notulen van die bijeenkomsten op het provinciehuis in Arnhem. Verslaggevers
spraken vervolgens met mensen die in die vergaderingen een belangrijke rol
blijken te hebben gespeeld. Was er wel noodzaak tot evacuatie? Waren de dijken
beter dan wij dachten? En hoe zat het met die waterhoogte-voorspellingen?
Door Rob Ruggenberg en Gerrit Groeneveld
Overal in de kamer staan jeneverflessen, van die vierkante.
Ze zijn voor ongeveer een derde gevuld met zand, en daarna tot de dop met
schoon water.
Hij zet zo'n fles op tafel en legt haar daarna op een zijkant. Het zand
stroomt vrijwel onmiddellijk naar beneden.
Hij pakt de fles weer op en zet haar nu met een flinke dreun op tafel. Hij
stampt er nog een keer mee. Bang! En nog eens. Bang!
En weer legt hij de fles op haar kant. Zijn ogen glinsteren.
Het zand blijft nu - als ware het tegen de bodem geplakt - secondenlang
zitten. Daarna pas schuift het, heel traag, af.
"Hier zie je waarom onze dijken het gehouden hebben", zegt hij, voldaan.
Onbekend
Prof. dr. ir. Arnold Verruijt, hoogleraar grondmechanica aan de Technische
Universiteit in Delft, was tijdens het hoogwater een van die hoofdrolspelers
wier rol naar buiten toe tamelijk onbekend bleef.
Commissaris der Koningin Jan Terlouw voegde de Delftse dijkenexpert die
kritieke maandag 30 januari toe aan het dagelijkse crisisberaad in Arnhem. Twee
dagen later schoof Verruijt ook aan in Den Bosch waar de Brabantse commissaris
Frank Houben zijn expertise evenzeer van node had.
Verruijt zwierf langs bedreigde dijkvakken en controleerde berekeningen en
voorspellingen van Rijkswaterstaat, van de provincie en de waterschappen. "Ik
denk dat de commissaris en de rest van het crisisteam zich wilden indekken. Ze
wilden er zeker van zijn dat hun mensen geen onzin zaten te vertellen."
- En dat zaten ze niet ?
"Nee, voor wat de dijken betreft klopten de berekeningen."
Twijfel
Op ander gebied - de waterhoogten en hoe lang die zouden aanhouden - klopten
die berekeningen minder. Uit de notulen van het besloten crisisberaad, waarop
deze krant de hand wist te leggen, blijkt dat de voorspellingen van
Rijkswaterstaat steeds opnieuw moesten worden bijgesteld.
Het is polderbaas H. Kok van het district Groot Maas en Waal die daar al
tijdens het eerste crisisberaad, op zondag 29 januari, over moppert. Helaas kan
Rijkswaterstaat over die plotselinge bijstellingen geen uitleg geven, want er
is niemand van Rijkswaterstaat aanwezig.
Maar ook de dagen daarna, als Rijkswaterstaat inmiddels wel mee aanzit,
worden de voorspellingen niet betrouwbaarder. Kok noemt ze 'warrig'. Hij zegt:
"Rijkswaterstaat denkt twee dagen vooruit. Verder kan kennelijk niet. Meestal
kloppen dat soort voorspellingen, maar nu niet. Het had te maken met de
afstemming tussen de Duitse informatie en die van ons."
Rijkswaterstaat heeft geprobeerd beide informatiestromen in één
computerprogramma samen te brengen, weet Kok nu. "Daar is het fout gegaan. Die
computerprogramma's zijn te verschillend. De combinatie van gegevens leidde tot
foute prognoses."
Twee zaken
Prof. Verruijt: "Met Kerstmis 1993 konden de dijken het net houden, maar het
water had toen geen halve meter hoger mogen worden. De voorspellingen gaven nu
twee zaken aan: ten eerste dat het water 40 cm hoger zou komen dan in 1993, en
ten tweede dat die hoge stand langdurig zou zijn. Die voorspellingen waren
vooral gebaseerd op de afvoer van de zijriviertjes van de Rijn, die inderdaad
aanzienlijk hoger was dan in 1993."
Op maandag 30 januari worden de voorspellingen nog dramatischer. De
polderdistricten melden dan dat ze niet langer de verantwoordelijkheid voor de
dijken willen dragen. Prof. Verruijt schetst die dag in het Arnhemse
crisisberaad een dramatisch scenario - een waarin de dijken gaan bezwijken.
- Maar toen Terlouw vervolgens aan u vroeg of er geëvacueerd moest worden,
wilde u daarover nadrukkelijk geen advies geven.
"Nee. Evacuatie vind ik een politieke zaak. Daar heb ik geen verstand van.
Ik weet niet hoeveel mensen in die polders wonen, hoeveel bedrijven er zitten.
Ik kan alleen zeggen of de dijken goed zijn. En ik zag daar toen acuut gevaar
voor dijkdoorbraak."
- Achteraf denken sommige mensen dat ze voor niks hun huis uit gestuurd
zijn...
"Nou, die hebben dan niet goed naar de televisie gekeken. Want op
verschillende plaatsen zijn die dijken echt met man en macht verdedigd. Die
mensen moeten juist blíj zijn dat ze zijn geëvacueerd."
Schuiven
Ook Kok van het polderdistrict Groot Maas en Waal noemt de evacuatie
achteraf 'toch een goed besluit'. "Onze angst was steeds: als de dijk breekt
krijg je de polders nooit leeg zonder veel slachtoffers. Bij Hurwenen bij
voorbeeld is het bijna fout gegaan. Die dijk gaf duidelijk signalen. Er trokken
scheuren in."
Scheuren gaan direct vooraf aan schuiven - en als de zaak eenmaal gaat
schuiven is een dijkdoorbraak nog maar een kwestie van uren. Schuiven vormde
dan ook een veel groter gevaar dan overspoelen. Prof. Verruijt: "De
voorspellingen van de waterstanden waren steeds zodanig dat overal nog een
klein stukje dijk boven water uit zou steken. Zolang de wind niet zou toenemen,
zou de zaak nergens overspoelen. Maar omdat de voorspellingen ook vertelden dat
het hoge water lang zou aanhouden werd afschuiven een steeds acuter gevaar."
H. Boer, hoofd technische dienst van het polderdistrict Tieler- en
Culemborgerwaarden, schetst hoe dat schuiven ontstaat: "Een dijk neemt steeds
meer water op. Na verloop van een aantal dagen is de dijk doordrenkt van water.
De spons raakt vol en dan begint binnendijks water uit het talud te stromen.
Als dan stukjes gaan afschuiven heb je binnen vier tot vijf uur een gat in de
dijk. De druk van het water wordt dan zo groot dat een gat van pakweg
tweehonderd meter ontstaat."
Dat dit onheilsscenario zich uiteindelijk niet heeft voltrokken, hebben we
volgens prof. Verruijt aan drie zaken te danken. "Ten eerste het met man en
macht werken van de waterschapsmensen. Ten tweede het gelukkige feit dat die
voorspelling dat het hoge water lang zou aanhouden, niet klopte. En ten
derde..."
Hij pauzeert even, als om zijn woorden meer gewicht te geven.
"Wat ik van dit hoog water vooral heb geleerd, is dat er niks zo goed is als
een ouwe kleidijk."
En zo komen we tenslotte terecht bij zijn jeneverflessen.
Trilwagen
De professor gebruikt de flessen om de kracht van onze dijken aanschouwelijk
te maken. Het zand in de fles stelt een dijk voor. Hij doceert: "Zand schuift,
maar het schuift veel minder als je het verdicht. Dus het water moet er uit.
Dat gebeurt als je het aanstampt of er met een trilwagen overheen rijdt.
Daardoor wordt het sterker, steeds sterker. Verkeer over dijken is dus goed,
daar wordt een dijk beter van."
- Maar de meeste dijken bestaan toch uit een combinatie van zand en klei ?
"Dat is waar. Klei laat minder water door dan zand. En klei verdichten,
zeggen wij, dat kan niet. Ook niet met trilmachines. Maar.... in honderd jaar,
dan gaat het wel!"
"Dit is nu precies waar het hier om gaat. Ons rivierengebied ligt vol met
oude dijken. Sommige zijn zelfs eeuwenoud. En die worden dus steeds beter. Want
na zo'n lange tijd klinkt zelfs klei in. Doordat er jaar in, jaar uit mensen
over lopen. Doordat er boeren met karren over rijden. Door het eigen gewicht
van de dijk zelf. Daarom moet je er ook om de zoveel jaar 10 cm grond op
gooien."
"En daarom moet je ook geen nieuwe dijken binnen- of buitendijks naast de
oude aanleggen, maar moet je juist de óude dijken gebruiken en die versterken."
Nog hoger
Dit keer stond het water hier en daar nog 10 tot 20 centimeter onder de
kruin. Verruijt: "Het is goed denkbaar dat er bij zo'n waterstand een stormpje
opsteekt die het water plaatselijk nog een halve meter hoger opstuwt. Dan zijn
de dijken er geweest. Dan lopen heel Gelderland en een deel van Brabant onder
water. Daarom moeten de dijken een halve meter tot zeventig centimeter hoger."
We moeten ons realiseren - zegt ook technicus Boer van de Tieler- en
Culemborgerwaarden met nadruk - dat wat zich nu twee opeenvolgende jaren heeft
voorgedaan niet buitengewoon is. "Het zijn waterhoogten die volgens
wetenschappelijke berekeningen elke honderd jaar een keer voorkomen."
Wel meent Boer dat de kans op hoog water in zijn algemeenheid is toegenomen,
ook door factoren in eigen land. "Je moet eens zien hoeveel bomen in het
rivierengebied plaatsgemaakt hebben voor wegen, parkeerplaatsen, kassen, daken
en andere gladde oppervlakten. Een groot deel van het water dat daarop valt
wordt meteen afgevoerd naar de rivier. Die kan dat allemaal niet verwerken."
"Vroeger had je een natuurlijke dosering: de regen die op bossen en
boomgaarden viel, drong langzaam de grond in en kwam terecht bij het
grondwater. Via de sloten liep het geleidelijk aan naar de rivier."
Grinniken
Het is een redenering die vrij algemeen lijkt aanvaard: verstedelijking en
ontbossing als oorzaken van extreem hoge waterstanden.
Prof. Verruijt in Delft
grinnikt daar een beetje om. "Kijk, ik heb al die verklaringen niet nodig om te
accepteren dat het nu en dan hoog water is. In 1926 kwam het water nog 40 tot
50 centimeter hoger dan nu. Toen had je geen verstedelijking of asfaltering of
broeikaseffecten."
- De massale ontbossing langs de Maas tijdens de Eerste Wereldoorlog was toen
toch een van de oorzaken ?
"Ach welnee. Toen, in 1926, waren het ook de Rijn en de Waal en in veel
mindere mate de Maas, die de grote overstromingen veroorzaakten. Waarom
accepteert men toch zo moeilijk dat het nu en dan gewoon hard regent in
Duitsland?"
"Langs de Maas speelt de verstedelijking inderdaad wel een rol, maar bij de
Rijn veel minder. Kijk eens op de kaart naar dat stroomgebied van de Rijn. Dat
is een óntzettend groot gebied. En als het nu toevallig in dat gebied vaak en
veel regent, dan krijg je hier gegarandeerd last."
- En dat het twee keer achter elkaar is gebeurd...?
"Dat is precies hetzelfde als wanneer je twee keer achter elkaar zes gooit.
Dan roep je toch ook niet meteen dat er iets aan die dobbelstenen mankeert?"
- Je gooit ook wel eens drie keer achter elkaar zes.
"Precies. Het kán. Je begint immers steeds overnieuw. De natuur weet ook
niet wat er vorig jaar is gebeurd. De natuur gooit elk jaar weer opnieuw met
haar eigen dobbelsteen."
Rode lamp
Hij kan zich indenken dat er nu heel wat wordt afgemopperd over de laksheid
van de afgelopen jaren. Volgens afspraak hadden dijken zodanig versterkt moeten
worden dat ze bestand zijn tegen waterhoogten die zich eens in de 1250 jaar
voordoen.
Dat die afspraak niet is nagekomen is zeker niet alleen de schuld van de
politiek of actievoerders. Polderbaas Kok van Groot Maas en Waal trekt grif het
boetekleed aan: "Wij hebben te lang gezwegen. Wij hebben natuurlijk ook een
rode-lampfunctie. Die lamp had veel eerder moeten gaan branden. We hadden veel
eerder tegen de politiek moeten zeggen: we geven de opdracht om de dijken te
versterken terug, want op deze manier krijgen wij het niet voor elkaar."
Maar nu komt er dan die noodwet. Vanaf april zullen onteigeningsprocedures
het werk niet langer in de weg staan. "Voor dit jaar weet ik het niet, maar in
1996 is het gebied veilig", weet Kok zeker.
En het landschap?
Prof. Verruijt: "Ik ben een groot bewonderaar van het landschap zoals het er
nu ligt. Maar dat fraaie landschap is natuurlijk wel ontstaan omdat onze
voorouders daar dijken gemaakt hebben naar aanleiding van gebeurtenissen zoals
deze maand."
"We zullen de dijken een halve meter of een metertje hoger maken en beetje
breder... en hier en daar zullen we ook een huisje afbreken. Maar daar zetten
we dan misschien weer een ander huisje neer. En over honderd jaar rijden onze
kinderen er langs en roepen ze, net als wij nu: Ooooooh, wat is het hier toch
mooi!"
© 1995 Rob Ruggenberg.
Last modified: 10-03-95