Door Rob Ruggenberg
BRISBANE/ERMELO - Organisaties van Australische, Nieuwzeelandse en Britse ex-gevangenen uit de Tweede Wereldoorlog betreuren het dat de Stichting Japanse Ereschulden in Nederland niet samen met hen een proces tegen Japan heeft willen aanspannen. Die organisaties hebben nu zelf Japan aangeklaagd. Het proces dient op 14 oktober voor een rechtbank in Tokyo.
Voorzitter Harry Rijnenberg van de 'Australian Civilian Japanese War Reparation Action Group' zei gisteren vanuit Brisbane dat de kans op genoegdoening in Tokyo veel groter zou zijn geweest als alle ex-Japanse gevangenen samen een vuist hadden kunnen maken. Rijnenberg, zelf van Nederlandse afkomst, zei dat hij de Nederlandse voorzitter Sjoerd Lapre van de Stichting Japanse Ereschulden herhaaldelijk om een gezamenlijk optreden heeft gevraagd. ,,Maar Lapre heeft altijd de boot afgehouden. Waarom is mij nooit duidelijk geworden."
In een reactie zei Lapre (75) gisteren dat juridische opvattingen in Nederland en de Angelsaksische landen zoveel verschillen dat het voeren van een gezamenlijk proces 'niet verstandig' zou zijn geweest. ,,En verder werken we prima met die organisaties samen. We maken in Tokyo zelfs gebruik van dezelfde acht Japanse advocaten."
Rijnenberg zei dat van de groep van 950 Australiers die hij vertegenwoordigt zeker zestig procent van Nederlandse afkomst is. De zusterorganisatie in Nieuw-Zeeland heeft ook veel Nederlandse leden en wordt geleid door de geemigreerde Nederlander Henk Zeeman. Het proces van de Nederlandse stichting tegen Japan is vorig jaar begonnen. Lapre eist namens zijn achterban van de Japanse staat 20.000 Amerikaanse dollars per persoon als symbolische schadevergoeding. Het proces kan nog jaren aanlopen. Naar verwachting zal de Japanse staat begin volgend jaar voor de rechter op de eis antwoorden.
De Australische, Nieuwzeelandse en Britse ex-gevangenen (21.000 in totaal) eisen per persoon 22.000 Amerikaanse dollars. Die 2.000 dollar extra zijn bestemd voor de Japanse advocaten, die alleen betaald hoeven te worden als ze de zaak winnen. De zaak gaat zeker een jaar duren.
Japanse kranten hebben uitvoerig aandacht besteed aan de 69-jarige Harry Rijnenberg, die tijdens twee bezoeken aan Tokyo het proces heeft voorbereid. Het Japanse persbureau Kyodo meldde dat hij niet optimistisch was over de afloop, maar dat hij 'door zou vechten tot het bittere einde'.
In een telefoongesprek met deze krant zei Rijnenberg gisteren dat als Japan in het verleden ook maar een keer spijt had betuigd, zijn organisatie dit proces nooit had doorgezet. ,,Met de Japanse jongeren is wel te praten, maar van de ouderen heb ik een bittere smaak in de mond gekregen. Die zijn na al die jaren niks veranderd, die hebben nog precies dezelfde mentaliteit."
Rijnenberg werd zelf als 15-jarige jongen in Soerabaya door Japanners opgepakt. Hij bracht drieeeneenhalf jaar in Japanse concentratiekampen door. Een week na de Japanse capitulatie werd hij bevrijd door Brits-Indische Gurkha-troepen. Na een studie aan de tropische landbouwschool in Deventer emigreerde hij naar Nieuw-Zeeland en vandaar naar Australie.
,,Het beroerde voor ons is dat Nederland altijd vergeet dat er zoveel landgenoten in Australie leven. Wij wisten aanvankelijk ook helemaal niet dat er een Nederlandse Stichting Japanse Ereschulden bezig was. Toen we daar achter kwamen heb ik er steeds voor geijverd om de zaak samen aan te pakken, maar vanuit Nederland wordt dat tegengehouden. En dat terwijl Lapre notabene een neef van me is."
Sjoerd Lapre, voorzitter van de Stichting Japanse Ereschulden, zei gisteren dat zijn juridische adviseurs het internationaal recht anders interpreteren dan de Angelsaksen dat doen. "Rijnenberg meent dat je er met een grote macht bij Japan doorheen kunt breken. Ik heb geprobeerd hem duidelijk te maken dat juist die differentiatie, dat verschil in aanpak, belangrijk is. Wel wisselen we alle informatie uit. De samenwerking is dus uitstekend."
© 1995 Rob Ruggenberg.
Last modified: 10-02-95