De frustraties van Bernhard, Prins der Nederlanden, in bevrijd gebied
De vierde musketier
Tallozen droegen hem op handen, sommigen zagen hem als overmoedig en
onvolwassen, anderen vonden hem juist wijzer en verstandiger dan je van een
33-jarige zou verwachten. Bernhard, Prins der Nederlanden, Prins van Lippe-
Biesterfeld, diende tijdens de oorlog op geheel eigen wijze ons vaderland. Een
beschrijving van een prins in bevrijd gebied.
Door Rob Ruggenberg
Alleen ingewijden zagen hoe opmerkelijk prins Bernhard gekleed was bij de
herdenking in september 1994 van de Slag om Arnhem. In die stromende regens
droeg de prins een montycoat. Een houtje-touwtje-jas als laat gebaar van
verzoening naar de man die hij wel duizend maal heeft vervloekt: de Britse
veldmaarschalk Montgomery.
De maanden tussen de bevrijding van Zuid-Nederland en mei 1945 vormden een
aaneenschakeling van conflicten tussen prins Bernhard, die was benoemd tot
bevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten, en de Britse opperbevelhebber
Bernard Montgomery.
Zo erg was het, dat prins Bernhard aan het einde van de oorlog schreef dat
Montgomery hem 'half kapot heeft gemaakt'. Bernhard deed daarna alles om te
voorkomen dat Montgomery een hoge Nederlandse onderscheiding zou krijgen. "Die
vent heeft eigenlijk alleen een trap verdiend", schreef hij in mei 1945 aan een
bevriend minister.
Montgomery op zijn beurt vond prins Bernhard een rank amateur, iemand die
zijn militaire rang niet aan het front had verdiend, maar was geschonken. De 24
jaar oudere Monty zag de prins als een kwajongen en nam hem nauwelijks serieus.
Dat heeft ernstige consequenties gehad.
Overmoed
Waarop stoelde Montgomery zijn bedenkingen? Naaste medewerkers van de prins
verklapten staaltjes van Bernhards overmoed die bij de Britse veldmaarschalk
twijfel hebben moeten doen rijzen aan diens geschiktheid als bevelhebber.
Zo richtte de prins vlak na de bevrijding van het zuiden in Eindhoven een
klein hoofdkwartier in. In een kleine vierpersoons Beechcraft vloog hij heen en
weer tussen Eindhoven en Brussel, waar in hotel Metropole het echte
hoofdkwartier was. Vliegen was toen ook al zijn hobby.
De kleine tweedekker was hem geschonken door in Amerika wonende landgenoten.
Bernhard had het toestel helderblauw laten verven, met een rode neus. Het was
de enige machine met die opzichtige kleuren in het frontgebied, zodat iedereen
- en natuurlijk ook de Duitsers - dit vliegtuig direct herkenden.
Majoor Charles van Houten, een Engelandvaarder die Bernhards
plaatsvervangend bevelhebber was, vertelde later dat de prins zo laag over het
vlakke terrein vloog, dat hij de zwarte vlekken van de koeien kon tellen:
"Plotseling een rij hoge populieren! Zzzzt, scherp de lucht in. Er overheen, en
dan weer omlaag! Hij joeg me de stuipen op het lijf."
Na enige tijd werd de Beechcraft bij een vijandelijke bomaanval op de grond
vernietigd. Bernhard verving de machine door enkele buitgemaakte Duitse
toestellen, waardoor zijn omzwervingen in de lucht nog meer verwarring zaaiden
- bij vriend en vijand.
Musketiers
Van Houten behoorde, samen met majoor Pieter Six en de vroegere
AKU-directeur Hal Frowein, tot de 'Drie Musketiers', die in het bevrijde gebied
de dagelijkse leiding over de Nederlandse strijdkrachten hadden.
Die betiteling gaven ze zichzelf, waarbij ze prins Bernhard in hun
vriendenkring opnamen. Wie Dumas' roman heeft gelezen weet ook dat er in
werkelijkheid vier musketiers waren, en dat die vierde (de drieste d'Artagnan)
de eigenlijke held was - en zonder twijfel ook degene met de meeste charme,
bravoure en flair.
Die laatste eigenschappen, waarover ook Bernhard in ruime mate beschikte,
brachten hem deze maanden regelmatig in problemen. "Ik maak me grote zorgen om
prins Bernhard", schreef een latere minister dat najaar, nadat hem was
bevestigd dat de prins zijn echtgenote bedroog en een verhouding had in
Engeland. "De gevolgen zijn in ons volk nog niet te overzien. Je land mag je
niet verraden, je vrouw klaarblijkelijk wel. Wie zal hem de les leren?"
Dat laatste gebeurde al spoedig. Meer ministers werden ongerust en tenslotte
was het hoofdaalmoezenier pater A. F. M. Monchen die begin december de prins
'ten aanzien van zijn moreel gedrag vierkant de waarheid' zei. De prins
reageerde 'royaal' en 'handig', vertelde de pater later.
Kritiek kwam er tezelfdertijd ook op het onbesuisd optreden van de
binnenlandse strijdkrachten (BS), die onder rechtstreeks bevel van de prins
stonden. Klachten: het zich bemoeien met het binnenlands bestuur, het
terroriseren van de bevolking, misbruik van levensmiddelenkaarten. De BS werden
in Brabant wel eens betiteld als de W.A. of de Gestapo van de prins, en de Orde Dienst heette Oranje Dieven.
Gevaarlijk
Bernhard wuifde al die bezwaren weg, en tenslotte waarschuwde generaal
H. J. Kruls hem in een brief: "De Binnenlandse Strijdkrachten worden
vereenzelvigd met de persoon van uwe koninklijke hoogheid als hun bevelhebber
en het publiek is maar al te zeer geneigd u in zijn kritiek te betrekken. Ik
acht dit een uitermate gevaarlijk verschijnsel, niet alleen voor u persoonlijk,
doch ook voor ons gehele vorstenhuis."
Nadat ook premier Gerbrandy bij koningin Wilhelmina in Londen de alarmklok
had geluid ("Nog staat het gezag van het Oranjehuis zeer hoog, het is echter
niet te ontkennen dat dat van prins Bernhard gevaar begint te lopen") moest
Bernhard op 20 december de arrestatiebevoegdheid van zijn BS overdragen aan het
Militair Gezag van generaal Kruls.
Dat M.G. (Malle Geval, of Militair Gelach, spotten ze in het zuiden) maakte
er ook een potje van, maar dat is een ander verhaal.
Opmerkelijk blijft bij dit alles dat Nederlanders die in de onmiddellijke
nabijheid van de prins verkeerden, Bernhard totaal anders - zeer positief -
beoordeelden. Charles van Houten: "De prins luisterde en gaf adviezen met de
vriendelijke wijsheid van een man die tweemaal zo oud was. Ofschoon hij keihard
kon zijn als dat nodig was, gaf hij er bijna altijd de voorkeur aan te leiden
in plaats van te bevelen. En zo nam hij tenslotte allen voor zich in."
Maar terwijl het Bernhard met zijn flair wel lukte om Eisenhower aan zijn
kant te krijgen, en de bevolking hem nog steeds toejuichte, werd zijn
belangrijkste relatie met Montgomery - die het daadwerkelijke opperbevel over
alle troepen in Nederland had - met de dag slechter. Dat was al begonnen
tijdens de allereerste ontmoeting tussen de twee. "We lagen elkaar gewoon
niet", constateerde de prins later.
Die eerste ontmoeting was op 9 september 1944. Die dag stapte de prins bij
de opperbevelhebber binnen met een rapport dat hij van de verzetsbeweging in
bezet gebied had gekregen: de Duitsers waren gedemoraliseerd en trokken zich op
grote schaal terug. Bernhard drong erop aan onmiddellijk het bezette gebied
binnen te vallen. Montgomery geloofde er geen spat van. "Hij vond die rapporten
niet belangrijk of niet relevant genoeg."
Na de oorlog mopperde Bernhard tegen zijn biograaf Alden Hatch: "Als
Montgomery toen had doorgezet zou heel Nederland in een of twee dagen zijn
bevrijd, waardoor het alle narigheid en ellende van de hongerwinter bespaard
zou zijn gebleven."
Dr. L. de Jong heeft Bernhard later op dit punt gecorrigeerd: "Dat een deel
van de Duitsers kort voor en op Dolle Dinsdag (5 september) gedemoraliseerd
was, is juist, maar op 9 september hadden de bezetter en de Wehrmacht zich in
ruime mate hersteld."
Polderland
Enkele weken later, vlak voor het begin van de operatie Market Garden,
herhaalde de confrontatie zich. Bernhard wees Montgomery er dit keer op dat een
polderland als de Betuwe met smalle wegen en zachte bermen en veel water
ongeschikt was voor operaties met tanks.
De prins: "Niets van wat ik zei scheen hem te interesseren of tot hem door
te dringen. Iemand in zijn staf vond de Nederlandse ondergrondse amateuristisch
en onbetrouwbaar, dus was de Nederlandse illegaliteit amateuristisch en
onbetrouwbaar. Er viel gewoon niet met hem te praten."
Maar Bernhard kreeg gelijk: toen de tanks van de Guards Armoured Division
probeerden vanaf het bruggehoofd bij de Waal noordwaarts op te rukken, konden
zij zich niet in de polder verspreiden, maar moesten zij de rijksstraatweg via
Elst volgen. Daar hadden de Duitsers twee bataljons in stelling gebracht. Voor
de Guards was er geen doorkomen aan.
De toenemende slechte verhouding tussen Bernhard en de Britse veldmaarschalk
kreeg ernstige gevolgen voor de bevoorrading van de Nederlandse eenheden, die
volledig afhankelijk waren van de Britten. Van Houten: "In die maanden zakte de
moed ons vaak in de schoenen. De Engelsen zagen gewoon op ons neer."
In dat najaar beschikten veel van Bernhards soldaten slechts over dunne
burgerkleding, versierd met armbanden. Er was ook weinig voedsel buiten de
magere rantsoenen die Bernhard de Britten afhandig wist te maken.
Vernederend
Het was, schreef dr. L. de Jong later, een vernederende situatie. De prins
trok bietsend langs alle voorraad-depots en dumps en gebruikte al zijn
koopmanshandigheid en charme om van de diverse bevoorradingsofficieren het een
en ander af te troggelen.
De prins spande iedereen voor zijn karretje, tot generaals toe. Soms deed hij dat ook ten eigen bate. Een
voorbeeld daarvan is het briefje waarin hij de Amerikaanse generaal W. Bedell
Smith verzocht auto's voor hem te organiseren als de Amerikanen München
innemen, waar de BMW-fabrieken stonden.
In het op joviale toon geschreven briefje vraagt Bernhard "er drie of vier
(liefst nieuwe) voor mij te reserveren. Tegen de tijd dat ik er aankom, is er,
vrees ik, niets meer voor mij over! Zo gaat het nu eenmaal, maar ik zie niet
in, waarom ik niets van de buit zou kunnen krijgen. Ik kan ze trouwens ook aan
jou aanbevelen: het zijn heel mooie auto's - niet groot, maar wel snel." Hij
kreeg de BMW's overigens niet.
Toen de strenge winter inzette ging Bernhard achter de rug van Montgomery om
naar de Britse stafofficier bevoorrading Oliver Poole en zei hem dat hij 24.000
overjassen nodig had. Hij suggereerde dat Eisenhower daarmee akkoord was.
Toen Montgomery korte tijd later die kleding aan een van de Britse divisies
wilde uitreiken, kwam de misleiding uit. Montgomery was des duivels. Hij
betichtte de prins van 'roofovervallen'. Bernhard ging naar hem toe en eiste
betere rantsoenen voor zijn 24.000 man die in Brabant en Gelderland langs de
frontlinie stonden. Montgomery weigerde vierkant.
Aan zijn biograaf Alden Hatch vertelde Bernhard later wat hij toen
letterlijk tegen Montgomery zei: "Als mijn mannen die rantsoenen niet binnen 24
uur krijgen, zal ik generaal Eisenhower berichten dat ik die 24.000 man aan het
front terugtrek. U mag dat noemen zoals u wilt: afpersing, smeerlapperij of
sabotage van de oorlogvoering. Dat kan me niet schelen. Eén van tweeën: u zendt
mij dat spul, of ze gaan terug."
"Binnen 24 uur had ik die rantsoenen", aldus Bernhard. "Maar Monty had
daarna een nog grotere hekel aan mij, omdat het - dat moet ik toegeven - zijn
berekeningen voor de bevoorrading van zijn eigen eenheden in de war stuurde."
Wraak
Maar de wraak van Montgomery was zoet - bitter voor Bernhard - en kwam op de
avond van 4 mei 1945. De capitulatie van de Duitsers werd elk moment verwacht.
De Binnenlandse Strijdkrachten van Bernhard stonden klaar om de bezetter te
ontwapenen.
Maar die avond kreeg Bernhard in Beekbergen bezoek van de Canadese generaal
Charles Foulkes die strikte orders van Montgomery overbracht: alleen de
geallieerde troepen, en niét de BS van Bernhard, mochten na de overgave de
wapens van de Duitsers in ontvangst nemen. En Foulkes voegde daaraan toe: "Uw
mensen in bezet gebied mogen drie dagen lang geen wapens dragen."
Die woorden troffen Bernhard, zo vertelde hij later, 'als een trap in de
maag' en 'als een zinloze vernedering'. Zijn protesten hielpen niet.
In de geautoriseerde biografie die Alden Hatch over Bernhard schreef, staat
dat de prins dezelfde avond toch deelnam aan een overwinningsfeest dat zijn 180
man grote staf in zijn villa op touw zette en dat hij zijn mannen daar stralend
en vrolijk lachend toesprak.
Volgens dr. De Jong echter gaf de prins die avond het bevel van Montgomery
telefonisch door aan zijn mensen en ging hij daarna naar bed - na instructie te
hebben gegeven dat men hem niet mocht wekken. Daardoor werden hem die nacht de
problemen bespaard die rezen toen de Duitse opperbevelhebber Blaskowitz
plotseling de overgave begon te traineren.
De volgende dag, bij de Duitse capitulatie, was Bernhard er weer gewoon bij.
Hij reed naar Wageningen in de dienst-Mercedes van rijkscommissaris
Seyss-Inquart die kort tevoren in Groningen was buitgemaakt. Tegen de daar
aanwezige Duitse officieren sprak hij Engels.
© 1995 Rob Ruggenberg.
Last modified: 10-03-95